Onroerend zaakbelasting
Er zijn drie soorten onroerend zaakbelasting (OZB) die geheven worden:
OZB voor eigenaren van woningen;
OZB voor eigenaren van niet-woningen;
OZB voor gebruikers van niet-woningen.
Het is wettelijk niet mogelijk om verschillende tarieven te hanteren bij woningen voor bijvoorbeeld vrijstaande huizen en appartementen of koop- en huurhuizen. Ook is het niet toegestaan om bij de categorie niet-woningen onderscheid te maken in tarieven voor bijvoorbeeld courante objecten (winkels, kantoren, en dergelijke) en incourante objecten (scholen, sportcomplexen en dergelijke).
Het OZB-tarief is een percentage van de waarde van het onroerend goed, het object. Bij de bepaling van het OZB-tarief stuurt de gemeente op resultaat, met andere woorden op de totale belastinginkomsten. Voor het bepalen van het belastingtarief zijn er twee belangrijke variabelen, namelijk: de geraamde opbrengst en de waarde van al het onroerend goed in de gemeente.
Verder wordt bij de berekening van het tarief rekening gehouden met verminderingen vanwege bijvoorbeeld: leegstand bij niet-woningen, bezwaar- en beroep, vrijstellingen, kwijtschelding etcetera.
OZB-tarieven als percentage van de WOZ-waarde | 2020 | 2021 |
---|---|---|
Woningen - eigenaar | 0,0836% | 0,0773% |
Niet-woningen - eigenaar | 0,2581% | 0,2573% |
Niet-woningen - gebruiker | 0,2452% | 0,2445% |
Bij de berekening van deze indicatieve OZB-tarieven is rekening gehouden met:
een verhoging van 1,7% van de totale opbrengst;
een waardestijging van 10% bij de woningen;
een waardestijging van 2% bij de niet-woningen;
en de areaaluitbreiding zoals opgenomen in de Kadernota 2020.